couplet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cou·plet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘strofe’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord couplet coupletten
verkleinwoord coupletje coupletjes

Zelfstandig naamwoord

het coupleto

  1. (muziek) elk van de gelijkvormige afdelingen waaruit een lied bestaat en die vaak door een refrein van elkaar worden gescheiden
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen