Van onze redacteur

Voor het eerst sinds 1998 hebben de parochiepriesters het aantal aanwezigen tijdens hun zondagsmissen nog eens geteld. De resultaten liggen in de lijn van wat al enkele decennia bezig is: een continue en geleidelijke afkalving van de wekelijkse kerkgang (zie grafiek).

In 1976 ging 36 procent van de Vlamingen tussen 5 en 69 jaar nog wekelijks naar de zondagsmis; in 1998 was dat 13 procent. Vorig jaar was dat aandeel al gedaald tot 5,4 procent, of 247.000 mensen.

Dat blijkt uit de studie 'Kerkpraktijk in Vlaanderen' die Marc Hooghe, politicoloog aan de KU Leuven, heeft gemaakt. Net als de voorbije jaren heeft hij een analyse van de jaarlijkse kerktellingen gemaakt. Het verschil met de vorige keren is dat de parochiepriesters in oktober 2009 de kerkgangers op zondag hebben geteld. De voorbije jaren werd hen alleen gevraagd de aanwezigen op de kerstviering te tellen.

'Als we de gegevens van de voorbije decennia op een rijtje zetten, zien we een zeer gelijkmatige afname van de zondagsmis', zegt Hooghe. 'Je kunt bijna perfect voorspellen dat er jaarlijks ongeveer 0,8 procent minder kerkgangers zullen zijn.' Met andere woorden, als deze trend doorzet, blijven de kerken in 2016 op zondag leeg.

Volgens Hooghe is het uitzonderlijk dat dit zo geleidelijk verloopt. 'Normaal gaat het bij maatschappelijke evoluties in horten en stoten', zegt hij. 'Bij de kerk heeft het vermoedelijk te maken met de wissel van de generaties. Een 'kerkse' generatie wordt telkens opgevolgd door een steeds minder kerkse generatie.'

Tegenover dit afkalvende 'gewone' kerkbezoek staat de populariteit van doopsels en begrafenissen. Die zijn de voorbije jaren min of meer op hetzelfde niveau gebleven. Nog steeds wordt 67 procent van de Vlaamse kinderen kerkelijk gedoopt. En van alle overledenen wordt 71 procent kerkelijk begraven.

De kerkelijke huwelijken zijn vorig jaar wel gedaald. In 2009 liet 26 procent van de echtparen hun huwelijk kerkelijk inzegenen, tegenover 30 procent in 2006.

In West-Vlaanderen en Limburg liggen de cijfers voor de kerkelijke 'overgangsrituelen' nog een stuk hoger dan in de rest van het land (net als voor de wekelijkse kerkgang, zie kaart). Daaruit besluit Marc Hooghe dat de kerk in die provincies een belangrijke sociale functie blijft houden, toch zeker op het platteland.

'De vraag is wel hoe belangrijk de kerk dat grote bereik vindt', zegt hij. 'Sommigen willen de nadruk leggen op de kleine kern van echte kerkse gelovigen, anderen willen hun best doen om zoveel mogelijk mensen te bereiken.'

West-Vlaanderen en Limburg zijn dan wel de 'beste' provincies, ook hier wordt de kloof tussen stad en platteland steeds dieper. 'In de verstedelijkte gebieden rond Gent, Antwerpen en Brussel is de lage kerkpraktijk al lang duidelijk', aldus Marc Hooghe. 'Dat heeft te maken met de bevolkingsmix: etnisch-culturele minderheden zijn vaak niet katholiek, en zijn dus ook niet in de kerken terug te vinden.'

'Maar nu zien we dat ook in 'witte' steden zoals Brugge en Leuven de kerkpraktijk zeer laag is. Daar speelt de invloed van minderheden niet. De autochtone stedelingen zijn blijkbaar minder geneigd om naar de kerk te gaan dan de autochtone plattelandsbewoners.'

De vraag is nu wat de invloed van de zaak-Vangheluwe op de volgende kerktellingen zal zijn. Marc Hooghe verwacht geen grote schokken. 'Het effect zullen we pas volgend jaar in de cijfers zien', zegt hij. 'Maar ik denk dat de oudere mensen naar de kerk blijven gaan. Ze gaan hun levenslange gewoonte niet opeens opgeven door een schandaal.'

'Het pijnlijke van deze affaire is wel dat het uitgerekend in het bisdom Brugge is gebeurd. Precies in deze provincie is de kerk nog het meest aanwezig. Als zoiets in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was gebeurd, dan zou de impact kleiner zijn geweest.'